zondag 13 oktober 2013

Strafrecht ultimum remedium?

Vroeger leerden wij dat het strafrecht als ultimum remedium gold. Dat wil zeggen, het strafrecht werd pas ingezet als alle andere middelen om een ongewenste gedraging van de burger tegen te gaan, waren uitgewerkt.

De laatste jaren schijnt de wetgever dat anders te zien. Zo worden we bedolven onder strafrechtelijke sancties op bijvoorbeeld het niet naleven van administratieve verplichtingen.

De vraag is of dit alles enig effect sorteert. Om te beginnen is het openbaar ministerie al overbelast en komt daarom maar in beperkte mate toe aan het in gang zetten van een strafrechtelijk traject voor het niet nakomen van administratieve verplichtingen. Bovendien staan de belastingdienst in het bestuurrechtelijke traject al zware sancties als fiscale boetes en omkering van de bewijslast ten dienste. Wat voegt het strafrechtelijke kader dan nog toe?

Deze gedachten bekropen mij bij het bestuderen van het in het belastingplan 2014 nieuw voorgestelde artikel 69a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

“Artikel 69a

1. Degene die opzettelijk de belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn betaalt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig betaalde belasting.”

Deze strafbepaling geldt dus alleen voor een situatie waarin wel aangifte is gedaan, maar waar de betaling die krachtens de aangifte moet worden gedaan daar niet, niet geheel of niet tijdig op volgt.

Plaatsen we een dergelijke situatie in bijvoorbeeld het aangifte proces voor de omzetbelasting – zoals u weet levert de omzetbelasting een zeer belangrijke bijdrage aan ’s-Rijks schatkist – dan begrijp ik het echt de toegevoegde waarde van deze strafbepaling niet.

Immers, als ik (verplicht) elektronisch aangifte heb gedaan voor de omzetbelasting, dan volgt er bij een niet, niet-tijdige en/of een niet-gehele betaling automatisch een naheffingsaanslag en onder omstandigheden een administratieve boete. Wat denkt Financiën dan nog te bereiken met de dreiging van een strafrechtelijke aanpak.

Bovendien, als ik niet in staat ben om te betalen dan kan ik toch ook een melding betalingsonmacht doen? Is daar dan de opzettelijkheid mee gegeven en loop ik dan dus de kans op zes jaar gevangenisstraf? Dat kan toch niet waar zijn.

In de Memorie van Toelichting wordt dit alles gemotiveerd met een beroep op het verschil in heffingssysteem tussen aangifte belastingen en aanslagbelastingen. Terecht wordt opgemerkt dat bij de aangifte belastingen de “aangifte” pas perfect is als zowel de aangifte is gedaan als de daaruit voortvloeiende betaling is geschied. Maar waarom moet er zo’n zware sanctie volgen als de belastingplichtige de belastingdienst volledig heeft geïnformeerd over de hoogte van de verschuldigde belasting?

Wat mij betreft is het de zoveelste maatregel waaruit een overspannen verwachting ten aanzien van de effectiviteit van het strafrecht blijkt. Dat het strafrecht voor Financiën al lang geen ultimum remedium meer is behoeft wat mij betreft dan ook geen verdere onderbouwing meer.

Wilt u reageren? Bel mij dan op 06 51 550 220 of mail naar toon@deruiterbtwadvies.nl

Zie ook:

www.deruiterbtwadvies.nl

www.linkedin.com/pub/toon-de-ruiter/5/603/445

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten